Van Wit Naar Rood

27 juni 2017 - Saint-Cyr-les-Colons, Frankrijk

Gisteren was ik aangekomen in het centrum van de beroemde witten wijnen van Chablis, midden in de Boergongdie. Ik heb dan ook gisteren avond zeker van het boergondische leven mogen genieten in een leuk restaurantje met een tafeltje in de wijnkelder tussen de kratten met lokalen wijnen. Uiteraard heb ik mijn maaltijd laten begeleiden door een heerlijke plaatselijke witte wijn.
Het was nog stil in de longe van het hotel en het zag er niet echt naar uit dat er een ontbijt klaar stond. De eetzaal was nog donker en de tafels waren nog ongedekt. In de longe kwam ik een Engelsman tegen, die ook duidelijk een Pelgrim was. Het zag er naar uit dat hij er klaar voor was om te vertekken. Hij had zijn rugzak om en zijn wandelstok in zijn hand. Ik vroeg aan hem of hij misschien ook nog voor het ontbijt kwam, maar al druk bellend gaf hij mij te kennen dat hij alleen maar wilde afrekenen, om zo vroeg in de ochtend te kunnen vertrekken. Duidelijk gepikeert verliet hij het hotel en wenste mij nog een goede reis, daarnaast gaf hij aan, dat wanneer ik het hotel personeel nog zou zien, te zeggen dat ze de pot op kunnen. Dit is een vrije vertaling wat de Engelsman zei, maar het had ongeveer wel dezelfde strekking.
Omdat ik toch niet zo’n grote ontbijter ben was er voor mij geen man over boord. Het lokale supermarktje was al open en heb dan ook daar even snel mijn boodschappen gedaan. Nadat ik mijn spullen had gepakt, kwam ik in de longe de eigenaaresse van het hotel tegen. Deze vertelde mij, dat het voor de eerste keer in 15 jaar was dat ze zich had verslapen. Dit alles vertelde zei mij in vloeiend Frans, waarnaar ik besefte dat ik het Frans steeds beter verstond en begreep. Of achteraf moet blijken dat ze misschien heeft verteld dat er 50 hectaren bos waren afgebrand, waardoor ze als vrijwillige brandweer die nacht heeft moeten werken. Er zitten namenlijke wel een aantal woorden in die hetzelfde klinken. Als goed maakertje kreeg ik nog een grande cafe noir en voor mij was de dag dan ook alweer goed begonnen.
Vanuit Chablis trok ik in zuid westelijke richting de wijnvelden in. Over een heuvelrug liep ik tussen de oneindige rijen wijnranken. De heuvelrug was lang en stijgend en in het open veld was de zon al behoorlijk aanwezig. Overal in de velden waren de arbeiders bezig met de druiven planten. Het gaf een heel typische wijnvelden beeld dat ik later nog regelmatig terug zou zien. Over de gehele vallei en heuvelkanten is elke vierkante meter gebruikt om de wijnranken in strakke lijnen in grote velden een plek te geven. Op de wegen tussen de velden door zie je hier en daar een wit bestelbusje staan, waar dan vlakbij een aantal arbeiders tussen de wijnranken het fijnen hand werk aan de druiven planten doen. Over de velden rijden overal tractortjes op een hoog onderstel om de planten te kortwieken of te besproeien. En hier en daar staat er een luxe wagen, met daarbij twee mannen die druk staan te gebaren en te praten, wijzend in de richting van de velden waar duidelijk een aantal ranken geel blad vertonen. Dit moeten wel de boer en de wijn handelaar zijn, die de angst uitspreken over de schimmels die in bepaalde stukken in het veld hun plek hebben gevonden.
Na de niet al te steile, maar lange klim zag ik in de verte het kerkje van Prehy liggen met daar tussen een behoorlijk diep en steil dal. Na een korte pauze om me metaal voor te bereiden en fysiek even de krachten te kunnen bundelen ben ik begonnen aan de afdaling. Het pad was steil en bestond uit los liggend grof grind. Ik moest dan ook met kleine berekende stapjes afdalen om te voorkomen dat ik niet onderuit ging over het wegrollend grind. Na een zware klim uit het dal, kwam ik bij bet kerkje. Ik hoorde achter me een zwaar zoemend en brommend geluid. Het oversteeg het geluid van de tractortjes in de verte. Ik herkende het geluid als iets van een insect, maar dit was wel behoorlijk zwaar en vol van volume. Ik draaide me om en zag een Hoornaar, zo groot als mijn duim achter me aan vliegen. Het beest passeerde me en begon om mij heen te vliegen. Ik ben niet snel bang voor een insect, maar deze gaf me toch wel enig panisch gevoel, helemaal toen merkte na een aantal schijnbewegingen, dat hij mij echt volgde. Voordat ik het wist rende ik met rugzak en al het laatste stukje de helling op. Toen ik merkte dat hij nog steeds achter me vloog, gooide ik mijn rugzak af en zetten het op een lopen. Nadat ik het idee had het beest kwijt te zijn, liep ik terug naar mijn rugzak. Daar zat hij dan, op het honingraat werk van de binnen voering van mijn rugzak. Met een ferme, gemikte, tik met mijn wandelstok sloeg ik het gigantische wezen van mijn rugzak. Lichtelijk versuft en zigzaggend vloog hij weg.
Na de heuvels van Courgis en Prehy, liep ik aan de anderkant het gebied in van het dorpje St. Cyr-Les-Colons. Alwaar bij het dorpje Irancy, de wijngaarden gevuld zijn met de pinot-noirdruiven waarvan een rode kwaliteitswijn Bourgogne wordt gemaakt. Na een stevige klim tussen de wijnranken en een doorsteek door een bos, zag ik het dorpje St. Cyr-Les-Colons liggen boven op de heuvel rug achter de korenvelden. Een vlak grindpad liep vlak langs de heuvel tussen en koren. Bij het dorpje aangekomen was het nog een fikse klim om in het centrum te komen, alwaar ik me melde bij het gemeentehuis. De Gite die de gemeente beheerde bestond uit een aantal geschakelde “wevershuisjes” waar de tussen muren waren uitgebroken. Binnen was er een grote gemeenschappelijke ruimte met twee grote tafels met banken, een keuken was in de hoek gesitueerd en van alle keukengerei en apparatuur voorzien. Er was een ruimte met douche, toilet en washok. In de slaapzaal stonden 6 stapelbedden, waarvan er een aantal al in gebruik waren. Het bleek dat de Gite ook gebruikt werd door arbeiders, die hier door de week verblijven.
In het plaatselijk buurtwinkeltje heb ik mijn boodschappen gedaan voor het avond eten. Ik had ook een sixpack bier gekocht, om deze in de avond tijdens het bijwerken van mijn log te kunnen nuttigen. Er was immers een koelkast in de Gite en om die nu ongebruikt te laten, vond ik een kans die ik niet wilde laten schieten. Tegen 19:00 uur kwam het werkvolk terug uit de wijngaarden , of de bouwplaats waar ze werkte. Ieder deed zijn eigen ding en maakte zijn eigen maaltijd. Er werd niet veel met elkaar gesproken en was dan ook maar een saaie bedoeling. Een jongere gast, die enigszins wat Engels sprak, knoopte met mij nog het gesprek aan, maar het verder weinig inhoud. Na het eten ben ik buiten aan de Picknick tafel onder het genot van een biertje mijn log gaan schrijven. Toen het eenmaal donker was ben ik mijn bedje ingekropen, tussen de ronkende arbeiders. De laatste 2 biertjes heb ik voor hun achtergelaten, want weggooien is toch zonde.

Foto’s